Tater-theorie

 HOUDING

Om goed te kunnen spreken moet je goed kunnen ademen en om goed te kunnen ademen moet je een goeie houding hebben: ontspannen en rechtop.

 

ADEMHALING

Spreken kunnen we vergelijken met een piepende ballon: via de luchtpijp, de luchtpijptakken, de longen en de ademhalingsspieren passeert er lucht langs onze stembanden waardoor die trillen. Om lang en luid te kunnen praten is er veel lucht nodig. Daarom leren wij de BUIKADEMHALING gebruiken. Het is ook een manier om te ontspannen. Als je voor een grote groep moet spreken zal je dat zeker kunnen gebruiken.


 Om de buikademhaling in te oefenen: ga liggen, leg je hand op je buik net onder je borstkas en duw met je adem je hand naar boven bij de inademing, voel daarna hoe je hand naar beneden zakt als je uitademt. Schouders en sleutelbeenderen mogen niet bewegen!!!

 

·         Adem uit op een lange fffffff, vvvvvv, ssssss of zzzzz waarbij de adem zeer geleidelijk ontsnapt.

 ·         Adem snel in en tel luid in groepjes van drie. Wacht telkens één tel tussen elke groep: 1,2,3 – 4,5,6 – 7,8,9,....

 

VERSTAANBAAR SPREKEN

Om verstaanbaar te spreken letten we op 4 parameters:

1. Het volume moet aangepast zijn aan de omstandigheden waarin wordt gesproken (zaal, aantal aanwezigen...)

2. de spreeksnelheid moet rustig zijn, maar moet naar behoefte van het ogenblik, vlug kunnen variëren (bijv. voor een toneelpersonage.)

3. de klinkers moeten zuiver en klaar worden gearticuleerd, ze zijn ook het meest onderhevig aan dialectische vervormingen. Heel belangrijk is het juist uitspreken van de tweeklanken!

4. de medeklinkers moeten pittig en gespannen zijn, want zij zorgen voor de duidelijkheid.

KLINKERS EN MEDEKLINKERS

De enkelvoudige klinkers

Kort    a, e, i, o, u, e (dof)

lang     aa, ee, ie, oo, uu, eu, oe, ui(als in freule)

De tweeklanken 

bij deze klinkers ‘hoor’ je twee klanken als je ze uitspreekt!

eindigend op oe au/ou, ieu, eeu, uw

eindigend op   aai, ooi, oei, ei/ij

eindigend op uu ui

Stemloze verwante medeklinkers 

t, k, f, s, stemloze g, p

Stemhebbende verwante medeklinkers  

d, g (zoals in garcon), v, z, stemhebbende g en b

 

WEGVALLEN VAN MEDEKLINKERS

 T valt weg bij een opeenstapeling van medeklinkers 

Vb. zichtbaar, postzegel, hoofdkussen, postkantoor, rechts, zachts, slechts, onverwachts, rechtstreeks, kastje, nichtje

 H mag weg bij de woorden hij, hem, haar, het als deze niet beklemtoond worden

In de volgende worden wordt wel een h geschreven maar niet uitgesproken: mijnheer, boterham, silhouet, Arnhem

Bij erwt en erwtensoep mag je de w weglaten, bij ambt en ambtenaar de b

 

DE EINDN-

Heel veel mensen slikken de laatste lettergreep van woorden in.  Dat is niet zo aangenaam om naar te luisteren.

Je mag de laatste – n – bij een – en –uitgang weglaten, als na dat woord een woord volgt dat begint met een medeklinker. Zorg er voor dat je de doffe ‘e’ op het einde van het woord wel nog volledig uitspreekt!

Volgt er na het –en woord, een woord dat begint met een klinker, moet de laatste  - n wel hoorbaar zijn.

 

HET WOORDJE 'HET'

Er zijn twee mogelijke manieren om het woordje ‘het’ uit te spreken.

Ofwel spreek je de ‘h’ niet uit en wordt de ‘e’ dof zoals in het lidwoord de,

Ofwel spreek je de ‘h’ wel uit en wordt de ‘e’ scherp zoals in ‘bed’.

In deze lessen kiezen wij liefst voor de eerste optie.


WOORDKLEMTOON 

In elk woord is een klemtoon op één van de lettergrepen aanwezig.

Het woordaccent kun je meestal terugvinden in een woordenboek of op de website van de VRT.

·        In de regel valt bij Nederlandse niet samengestelde woorden de klemtoon op de eerste lettergreep, tenzij die een doffe e bevat. Vb. vader, leven, geluk, venijn, tehuis

·         Bij samengestelde woorden ligt het accent op de eerste lettergreep, tenzij een andere lettergreep als belangrijker wordt gezien vb. regenjas, stadhuis

·       In aardrijkskundige namen valt de klemtoon achteraan, vb Amsterdam, Parijs, Waasmunster, St. Niklaas… maar er zijn natuurlijk uitzonderingen

·        Bij het achtervoegsel –achtig, ligt de klemtoon vooraan vb. zenuwachtig, aapachtig, schilderachtig, uitzonderingen zijn woonachtig, deelachtig, reusachtig, vreesachtig, waarachtig 

·        Woorden met het achtervoegsel –loosheid krijgen de klemtoon meestal op loos, vb. achteloosheid, sprakeloosheid, slapeloosheid, kinderloosheid, werkloosheid uitzonderingen hierop zijn eerloosheid, kleurloosheid, weerloosheid, naamloosheid, schuldeloosheid, staatloosheid, stuurloosheid

·      Woorden eindigend op –mie hebben de klemtoon meestal achteraan vb. epidemie, boulimie, leukemie, uitzondering academie, ceremonie

 

ZINSACCENT 

in elke zin is er altijd één zinsaccent te horen. Dat is het woord dat in die zin het belangrijkste is. Let er eens op als je naar televisie kijkt: acteurs in serie halen telkens wel één woord naar voor in de zin. Welk woord de nadruk krijgt wordt bepaald door de inhoud van de zin.   Ik hou van jou. Ik hou van jou. Ik hou van jou.

 

INTONATIE

Een goede intonatie is niet alleen belangrijk om levendig te klinken, een goede intonatie bevordert ook de  verstaanbaarheid van tekst. De inhoud van de tekst bepaalt het intonatiepatroon.

§  Vandaag heb ik zin in huiswerk.

§  Vandaag heb ik zin in huiswerk.

§  Vandaag heb ik zin in huiswerk.

§  Vandaag heb ik zin in huiswerk.

§  Vandaag heb ik zin in huiswerk.

Als je je eigen accentuering wilt oefenen, moet je eerst goed luisteren naar de accentuering van jezelf en anderen.

 ·         Om te vermijden dat je gaat ‘dreunen en zingen’ in rijmgedichten, duid je de juiste zinsklemtonen aan volgens de inhoud van de tekst. Laat je niet meesleuren door de cadans van het rijm.

 ·         Een dalende intonatie wordt ervaren als ernstig, rustig en rustgevend. Dalende zinsklemtonen passen heel goed bij de overbrenging van zakelijke berichten.

 ·         Stijgende zinsklemtonen zijn vaak te horen bij kinderen en drukke sprekers. De luisteraar ervaart ze als jong, vrolijk en licht, maar ook als druk. Ze past bij gevoelens van opwinding, enthousiasme en engagement.

 ·         Varieer in intonatie. Als je steeds dezelfde intonatiepatronen gebruikt, wieg je het publiek in slaap. Het publiek kan zijn aandacht niet meer bij de tekst houden en haakt af. Varieer daarom in ritme, volume en toonhoogte. Beklemtoon bvb. niet altijd het laatste woord.

 ·         Door een woord te rekken of het met een kleine rust te accentueren geef je het extra aandacht. Dit doe je vooral met moeilijke woorden die de luisteraars voor de eerste keer te horen krijgen.

 ·         Blijf doorspreken tot het einde van de zin. Laat de zin niet uitdoven door aan het einde van de zin te stil te gaan praten of door het laatste woord uit te rekken.

   Laat de punten horen door ze erbij te denken. Als de mededeling af is, moet je dat ook laten horen.

 ·         Bij lange opsommingen is het belangrijk dat er afwisseling in toon en tempo zit.  Groepeer ze per twee of drie, spreek een woord eens apart uit, rek het ene woord of articuleer het andere wat nadrukkelijker.

  ·         Komt er een herhaling voor in de tekst, gebruik die dan om variatie aan te brengen!